- bouwjaar
- verdwenen
- verplaatst naar
- geschiedenis
-
Deze volmolen was afkomstig uit Westzaan. Aldaar was de molen in 1607 als hennepklopper gebouwd door de heren Heynrick Cornelisz. en Jan Claesz. uit Westzaan.
In mei 1609 verkochten zij de molen aan de Wormerveerders Thomas Leenertsz. en Jan Maertsz. "…dan alsoo ’t voorschreeven moolenken in de maent Meij XVI negen vercoft es aen Thomas Leenertsz. ende Jan Maertsz., ende getransporteert buijten der steede Alcmaer, opt nieuwe landt achter ruijters thuijn ende aldaer geappropieert tot een volmoolenken.” (zie eerste standplaats dbnr. 3357).
Aanvankelijk hadden zij het plan gemaakt om de molen af te breken en in Wormerveer als volmolen te herbouwen. Zij hadden hiervoor reeds toestemming gekregen van de eigenaars van het octrooi der volmolens. Vanuit de stad Alkmaar werd er hiertegen echter protest aangetekend, omdat de bouw van een volmolen in de Zaanstreek de belangen van de stad zouden schaden. Van hogerhand werd toen beslist dat de heren de molen in Alkmaar moesten bouwen, hetgeen ook gebeurde.
Bronnen:
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz. 231.
- “de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 196-197.
F. Rol, Zaandijk
-----
Op 26 februari 1609 werd voor de erfpachtsom van 2 pond 10 schelling een windbrief (het recht om een molen te mogen bouwen en exploiteren) voor een volmolen achter ''Ruijters thuijn" in de ban van Alkmaar,
verstrekt aan Thomas Lenaerts en Jan Maertens, van Wormerveer.
Bron en algemene informatie: www.gahetna.nl, index Grafelijkheidsrekenkamer: windrechten (molens).
-----
Direct ten westen naast deze volmolen stond (waarschijnlijk) al de hennepklopper van dezelfde bovengenoemde Jan Claesz., dbnr. 6980.
Door het samenlopen van functies, eigenaars en jaartallen is in bepaalde gevallen niet eenduidig vast te stellen welke informatie bij welk van de molens hoort. Er zijn wel twee windbrieven verstrekt, dus het betrof in ieder geval twee molens. In onderstaande stukken uit het Gemeentearchief van Alkmaar wordt met geen woord over die hennepklopper gesproken die in 1609 zou zijn omgebouwd naar volmolen, ook het plaatsingsjaar van deze volmolen van Thomas Lenaerts en Jan Maertens. Bouwer van de volmolen in 1607 Jan Claesz. zou nog steeds mede-eigenaar geweest zijn van deze volmolen van Thomas Lenaerts en Jan Maertens. Dan is het waarschijnlijk zo dat hij zijn 1/3 deel verkocht zal hebben aan ondergenoemde Frederick Rochusz.
Het oorspronkelijke mede-eigenaarschap van Jan Claesz. zou wel verklaren waarom hij er geen bezwaar tegen had dat naast zijn volmolen dbnr. 6980, deze tweede volmolen werd gebouwd. Mogelijk heeft hij zelfs een actieve rol gespeeld in het naar Alkmaar halen van deze tweede volmolen waar hij (deel-) eigenaar van was.
-----
De eigenaar van het octrooi op windvolmolens was Maerten Pietersz. van der Meij, de bouwer en eigenaar van de eerste volmolen (dbnr. 6953), nabij de molen van de Polder Overdie. De heren Leenertsz. en Maertsz. werden in 1608 door het stadsbestuur naar Alkmaar gelokt met een bouwplaats en vrijdom van schuttersplichten. De uit Westzaan afkomstige molen stond aan de oever van het Schermeer. De timmerman Jan Claeszn was mede-eigenaar.
De molen leverde echter niet op wat de eigenaars gehoopt hadden. In november 1614 werd de romp van de volmolen met alle toebehoren en zes tonnen vollersaarde verkocht aan Maerten Heindricxzn Spiegel, een Amsterdamse koopman. Hij liet hem in Amsterdam herbouwen op een molenwerf op het Passerdersbolwerk die hij in oktober 1614 van de stad huurde (deze laatste verkoop is in onderstaande bronnen opgenomen bij dbnr. 6980 maar is gezien onderstaande transacties waarschijnlijk van toepassing op deze volmolen, Red.).
Bronnen:
- "De industrie- en korenmolens van Alkmaar", door Leo den Engelse en Pieter Schotsman +, in "Alkmaar op de Wind", 2007.
- "Eerste gewin is kattengespin. De eerste windhennepklopper ter wereld", art. door Leo den Engelse, Margreet Hoek, Flip Verduin en Pieter Schotsman, in Oud Alkmaar jrg. 35 nummer 1-2011, pag. 5-13.
-----
Uit onderstaande stukken blijkt dat de volmolen in 1613 voor 2/3 eigendom was van Thomas Lenertsz. en de weduwe van Jan Maertsz. en voor 1/3 eigendom van (de weduwe van) wijlen Frederick Rochusz. De drie verkochten de molen in 1613 aan Jan Vercken. In 1616 verkocht Jan Vercken een huis met erf waar voorheen zijn volmolen stond aan Aeriaen Olbrantsz. De standplaats is de zuidelijke hoek waar het Zeggelis en de Schermer bij elkaar komen. Ten zuiden van de molenwerf lag de Ruytersthuyn. Wellicht was die moestuin vroeger groter en was de molen gebouwd op een afgesneden deel van die tuin.
RAA, Archief van de gemeente Alkmaar, 1325-1815 inventarisnr. 1688: Aankomsttitel van een stuk land met huis c.s. (eertijds gebruikt als volmolen en tuin), genaamd de Ruiterstuin, gelegen buiten de Boompoort aan de Schermeer en het Zeglis, afkomstig van Aerian Olbrantsz. 25 mei 1618. Met oudere titels. 31 augustus 1613, 17 april 1614, 14 maart 1615 en 4 augustus 1616:
reg.nr. 625. 1613, augustus 31. Gerrit van der Nijenburch en Mr. Mathias Oudestein, schepenen in Alcmaer, verklaren dat Claes Hendricxzoon van Sevanck, curator van de geabandonneerde boedel van wijlen Frederick Rochusz. Voller en Trijn Aelberts zijn weduwe, na verkregen willig decreet verkocht heeft aan Jan Varcken, wollenlaeckenmaker, 1/3 part van een volmolen c.a. met 1/3 van een halve sloot, waarvan Neel Nannings de wederhelft toebehoort, gelegen in de ban van Alcmaer op Tonland, belend ten oosten de Schermer, ten zuiden de sloot voornoemd, ten westen en noorden het Seggelis. Met 2 zegels.
reg.nr.626. 1614, april 17. Jan Gijsbertsz. Paeu, Jacob Claesz. Zeylmaecker, Gerrit van der Nieuburch, Adriaen van Vee, Vrederick Houtman, Jan Philips en Mr. Jacob Lubbrantsz. Coren, schepenen in Alcmaer, verklaren dat Thomas Lenertsz. en Barber Jacobsdr., weduwe van Jan Maertsz. Voller, met haar voogd Dirck Willemsz. Visscher, op 25 augustus 1613 hadden verkocht aan Jan Vercken, wollenwever, 2/3 part van een volmolen c.a. met 2/3 van een halve sloot, waarvan Neel Nannings de wederhelft bezit, gelegen in de ban van Alcmaer op’t Onlanden, belend ten oosten de Schermer, ten zuiden de sloot voornoemd, ten westen en noorden het Zeggelis, een en ander te leveren bij willig decreet. Zij verklaren vier citaties gedaan te hebben en wijzen het gekochte aan de koper toe, leggende eventuele pretendenten een eeuwig stilzwijgen op.
reg.nr.633. 1615, maart 14. Jan Philipsz. en Mr. Jacob Lubbrantsz. Coren, schepenen in Alckmaer, verklaren dat Neel Nannincxsdr., weduwe van Symon Pietersz. Ruyter, met Pieter Symonsz. Ruyter, wachtmeester, haar zoon en voogd, verkocht heeft aan Aeriaen Ollebrantsz. Caescooper, een tuin of erve, genaamd de Ruytersthuyn, gelegen buiten de Boompoort in de ban van Alckmaer aan de Schermer, belend ten oosten de Schermer, ten zuiden de erfgenamen van Claes Nannincxsz., ten westen de verkoopster, ten noorden de Molenwerf.
reg.nr.642. 1616, augustus 4. Jan Willemssoon Salines en Jan Aeriaensz. Snoeck, schepenen in Alcmaer, verklaren dat Jan Vercken, wollenlaeckenmaeker, verkocht heeft aan Aeriaen Olbrantsz. Caescooper, een huis en erve, waarop eertijds zijn volmolen gestaan heeft, gelegen in de ban van Alcmaer op Tonlant aan de zuidzijde van het Seggelis, belend ten zuiden de koper, ten oosten het water van de Schermer, ten noorden het Seggelis.
reg.nr.649. 1618, mei 25. Gerrit Heyndricxsz. Muyden en Cornelis Gerritsz. van der Burch, schepenen in Alcmaer, verklaren dat Aerian Olbrantsz. Caescooper verkocht heeft aan de stad Alcmaer, een stuk land met huis en getimmerten, gelegen buiten de stad aan de Schermer, belend ten oosten de Schermer, ten zuiden de stadsweide en Cornelis Claesz. Sijdenlaeckencooper, ten westen Neel Nanningsdr., ten noorden het Seggelis, voor welke verkoping Jan Aeriaensz. Apothecaris, zoon van de verkoper, zich borg heeft gesteld.
-----
Deze volmolen is prominent linksonder afgebeeld op een gebrandschilderd raam, met de naam 'Wapen van Alkmaar' in de grote kerk van De Rijp. Het raam is in 1657 geschonken door Alkmaar na de grote brand in De Rijp in 1654. Dit lijkt niet in overeenstemming met de verplaatsing van de molen naar Amsterdam ruim 40 jaar eerder rond 1614, maar helemaal rechts op het raam, aan de noordzijde van het Zeglis, staat ook nog (minder duidelijk) de zaagmolen van Cornelis Cornelisz. die tussen 1607 en 1611 verplaatst is naar de zuidzijde van het Zeglis. Kennelijk is een vrij oude prent van het Zeglis gebruikt als voorbeeld door de glazenier, vermoedelijk J.C. Sparreboom.
Tegelijkertijd is de huidige afbeelding op het raam waarschijnlijk vooral indicatief. Het raam is ingrijpend gerestaureerd in 1904. Daarbij is onder meer een aquarel gebruikt die in 1884 door W. Pzn. Spaarman is gemaakt van de oorspronkelijke onderzijde van het nog niet gerestaureerde raam. Wat opvalt is het behoorlijke verschil in de detaillering tussen het huidige raam en de aquarel van het oorspronkelijke raam. Verder zullen delen in de aquarel sowieso door Spaarman ingevuld moeten zijn omdat die door de roeden in het raam ontbreken. De weergave van Spaarman was dus een kopie van het oorspronkelijke raam, en dat raam was dan weer een kopie van een oudere prent, waar molens opstonden die Sparreboom misschien niet in levende lijve zal hebben gezien.
Desalniettemin is de aquarel de meest betrouwbare weergave van de grondzeiler op deze standplaats, dus is een uitsnede daarvan boven weergegeven. Een meer betrouwbare weergave is uiteraard de prent die Rembrandt maakte van de molen op de nieuwe standplaats in Amsterdam.