bouwjaar
>
verdwenen
verbrand
voorganger
geschiedenis

In 1670 werd de molen nog als standerdmolen afgebeeld, daarna is hij herbouwd als achtkante binnenkruier.

In 1727 worden Jan Goudoever en Evert van Rossum als eigenaren vermeld van ieder een halve molen. In 1749 beloofden de eigenaren na klachten over watergebrek bij de zijderederij Zijdebalen (Tenbruggencatenummer 08202), hun Weerdmuur te herstellen en klachten in de toekomst te voorkomen.

In 1780 werd de molen bij een boedelscheiding getaxeerd op ƒ 18.000,- , Jan Goudoever Jr. werd toen de nieuwe eigenaar.

De Kogel bleek een aanzienlijk deel van het maalwerk in Utrecht te verrichten. In augustus 1782 kochten de gezamenlijke molenaars van de andere korenmolens het maalrecht van De Kogel af voor ƒ 29.500,-. Deze mocht daarna nog wel als run-, olie- of pelmolen worden ingezet, het werd een oliemolen. In 1801 waren drie knechten in dienst.

 

11-08-1838: Opregte Haarlemsche Courant

UIT de HAND te KOOP of te HUUR : Een kapitale WIND OLIE-MOLEN en PAARDEN OLIE-MOLEN, met al de daartoe behoorende Gebouwen, vaste en losse Gereedschappen mitsgaders Woonhuis en Tuin, staande en gelegen te Utrecht in de Noorder Voorstad. De Fabrijk dadelijk te aanvaarden.Te bevragen bij den Notaris van Schermbeek, te Utrecht.

 

Door erfenissen was de molen tegen 1838 in bezit gekomen van Jan Goudoever Jr.'s schoondochter Maria Catharina Middelwaert. Zij verkocht De Kovel, zoals de molen inmiddels werd genoemd, inclusief alle gereedschappen en toebehoren in 1845 aan Matthias Johannes Blank en Willem van Stockum.

De laatste nam na enkele maanden ook de tweede helft over. Daarna probeerde hij het recht te krijgen de molen om te bouwen naar grutmolen, en vervolgens toch weer naar korenmolen. Uiteraard werd dit op grond van de afkoop in 1782 geweigerd.

In 1847 brandde oliemolen De Kovel geheel af.

Bron: Zes eeuwen molens in Utrecht, W.A.G. Perks. Met dank aan H. v.d. Kaay.
-----

Voor een panorama met de molen uit het Utrechts archief zie bovenstaande externe link.