bouwjaar
verdwenen
1843 - 1845
geschiedenis
In 1622 kreeg Steven van der Hagen toestemming voor het oprichten van een kruitmolen. Na zijn overlijden verkocht de weduwe de molen met het huis Blyesteyn, hofstede, boomgaard en weiland in 1625 aan de Amsterdamse koopman Johan van Hoorn.

Uit de daarop volgende eeuwen is een hele reeks ongevallen, bijna-ongevallen, veiligheidsinspecties en veiligheidseisen bewaard gebleven, zie ondergenoemd artikel.

In de 16e eeuw breidden de opvolgers Hendrik en Nicolaas van Hoorn het bedrijf uit met ondermeer een kruitstoof, woningen voor de knechts en de opzichter, een zwavelsmelterij en een koolbranderij. Verder kwamen er meerdere kruitmolens, een harphuis, koolhuis en een zwavelraffineerderij.

Vanaf 1707 waren de Utrechtse molen en Buskruitmolen Nr. 3 / De Oude Molen (Tenbruggencatenummer 10062) in Ouderkerk aan de Amstel van dezelfde eigenaars. In 1824 nummerde de koning het bedrijf in Utrecht als Buskruitmolen Nr. 8.

Na het overlijden van Pieter Theodorus van Hoorn in 1843 besloten de eigenaars, wier deelname in 1/2880 delen werd bijgehouden, het bedrijf te beƫindigen. De terreinen werden verkocht aan Johan Adam Meelboom, in 1845 was de kruitmakerij reeds verdwenen.

Bron: De buskruitmolen aan de Vecht, artikel door W.A.G. Perks in Jaarboekje Oud Utrecht 1967. Coll. H. van der Kaay.
-----

De kruitmolen van Hendr. van Hoorn en Zoonen was Nr. 8 van de 12 in 1807 nog bestaande kruitmolens. Hij werd toen bediend door 10 knechts en 7 paarden.
Bron: Een blik op de buskruitindustrie in de Lage Landen, scriptie door Johan Verachtert, Universiteit Gent 2001-2002.