wetenswaardigheden

Jacob is in 1704 getrouwd en in 1725 blijkt zijn vrouw te zijn overleden. Hij blijft achter met zes minderjarige kinderen. Er is geen testament en uit de weeskamer akte blijkt dat hij zijn kinderen uitkoopt m.b.t. de nalatenschap. Hij verplicht zich daarbij zijn kinderen op te voeden en te onderhouden tot hun zelfstandigheid en bij het bereiken daarvan vijf zilveren ducatons uitkeren.

 

2e huwelijk: Jacob Langstraat(1671-1740) - Pietertje Droogendijk (1700-1771)

Na een maand trouwt hij met de veel jongere Pietertje Droogendijk. Zij zullen samen vijf kinderen krijgen. Als hij sterft in 1740 is Pietertje hoog zwanger van zijn laatste kind dat twee maanden later ter wereld komt. In het weesboek zit een concept akte voor uitkoop voor de nalatenschap door Pietertje maar deze is nooit afgemaakt.

2e huwelijk in 1841 van Pietertje Droogendijk (1700-1771) met Leendert Vermaas (1703-1780)

Pietertje, die weer zwanger is, zal een jaar na de dood van Jacob trouwen met Leendert Vermaas in 1741. Gezien de korte tijdsduur tussen het overlijden van Jacob, de bevalling na zijn dood, de nieuwe zwangerschap en het huwelijk met Leendert doet vermoeden dat Leendert weleens de molenaarsknecht geweest zou kunnen zijn op de molen ten tijden van Jacob Langstraat.

Uit het testament dat ze eind 1741 op stellen bij de notaris blijkt dat er een link is tussen Droogendijk en Vermaas. De eventuele voogden die ze voorstellen in geval van hun overlijden, zijn dezelfde die voorkomen in een akte van de weeskamer van Maasdam in 1736. De oudste zus van Leendert is dan gestorven en zijn oudste broer wordt met de zwager van Pietertje de administratieve voogden. Leendert Vermaas krijgt met Pietertje vier kinderen, waaronder drie jongens.

 

Omtrent 1750 moeten de molenaars en hun knechten een eed afleggen m.b.t. tot het gemaal en dit wordt de daar opvolgende jaren gehandhaafd.

Leendert en zijn "zoon Abraham Langstraat" doen dit in 1750 als koornmolenaars alleen Langstraat is niet zijn zoon. Arij Vermaas doet dit in oktober 1764 als koornmolenaar en Leendert Vermaas junior als de jonge molenaarsknecht in 1768.

De jongste Bouwen, noemt zich later Boudewijn, legt nooit een eed af voor de molen te Oudenhoorn, hij doet dit wel in 1764 als molenaarsknecht voor de molen van Oud-Bejierland.

Pietertje en Leendert maken begin 1771 weer een testament ditmaal voor schout en schepenen. Omdat zij kinderen uit twee huwelijken heeft kiest zij voor het aasdomrecht zodat ieder haar kinderen gelijk zullen erven i.t.t het schependomrecht waar de Langstraat kinderen baat bij hebben. Tevens bepaalt ze dat de nalatenschap na taxatie onder beheer blijft van Leendert en degene die daar niet mee eens is door haar wordt uitgesloten d.m.v. naakte legitieme portie.

Uit de inventarisatie die is opgemaakt na de dood van Pietertje op 28 april 1741 blijkt dat naast de molen ze ook nog landbouwgrond bezitten, maar ook paarden, koeien en varkens hebben. Leendert is naast molenaar ook nog landbouwer geweest.

Van de Langstraat kinderen is Abraham ondertussen kinderloos gestorven. Zijn drie zussen die ook gestorven zijn hadden wel kinderen. Leendert zijn kinderen leven nog allemaal. Leendert zal zelf sterven in 1780, helaas zijn er geen documenten van de boedelverdeling. Wie op dat moment de molenaarsknecht is en welke kinderen nog leven is onduidelijk.

 

1780: De molen is gegaan naar zijn zonen Leendert junior, molenaar te 's Gravendeel, en Boudewijn, molenaar te Oude-Tonge. In 1783 verkopen zij de molen voor fl 8250,- aan Johannis de Leeuw, die de zwager is van Leendert junior. Johannis zal enkele maanden later zijn aandeel in de molen van 's Gravendeel voor fl 2000,- verkopen aan Leendert junior. Feitelijk is het zo dat Leendert junior met zijn vrouw, de zus van Johannis, na de dood van haar vader in 1771 de opvoeding op zich genomen hebben van de dan 13 jaar oude Johannis.

Johannis de leeuw is in 1782 getrouwd met Cornelia van der Giessen. Zij sterft eind 1812 op de leeftijd van 52 jaren, het huwelijk is kinderloos gebleven. Johannis zal 9 maanden later eerst de meubelen openbaar verkopen en een dag later de molen, huis schuur erve etc. verkopen aan Imand Rietdijk, afkomstig van Zwartewaal, voor een bedrag van fl 7150,-. Hijzelf verhuist naar Rockanje alwaar hij in 1826 zal sterven 68 jaar oud en zonder beroep. Johannis is, in tegenstelling tot zijn voorganger, naast molenaar nooit landbouwer geweest.

Imand Rietdijk is in augustus 1812 te Zwartewaal getrouwd met Magrijtje Smit. Hij is landmeter en zij is landbouwster. Beiden zijn in Zwartewaal geboren en getogen. Zijn vader is een rijke landbouwer die in 1804 een boerderij aan de mooldijk nr 55 te Oudenhoorn heeft gekocht voor zijn zoon Joris. De molen en het daarbij behorende huis hebben het nr 44 en 45. Joris zelf is geboren te Nieuwenhoorn en is naast landbouwer ook lid van het polderbestuur, gemeenteraadslid en adjunct maire. Iman sluit op de molen een hypotheek van fl 4000,- en de verstrekker is Arij van der Blom korenmolenaar te IJsselmonde en een telg uit het de familie van der Blom, die korenmolenaars waren te Abbenbroek. Imand moet 5% rente betalen over de lening, maar hoeft jaarlijks niks af te lossen wel moet hij een brandverzekering afsluiten. Daarnaast heeft nog fl 3733,- onderhands geleend bij zijn vader ten tijde van de aankoop, ook daar moet hij 5% rente over betalen. Uit de twee geboorteakten van 1814 en 1816 blijkt dat zijn vrouw in Zwartewaal is blijven wonen. Bij de derde geboorte wonen ze in Oudenhoorn. Het molenaarschap is blijkbaar niet zijn ding en hij vertrekt weer naar Zwartewaal om op elf februari 1819 de molen en het huis aan Peter Bijlaard korenmolenaar te Ouderhoorn en wonend in het huis nr 44. De verkoopprijs fl 4875,- waarmee Imand een verlies maakt van fl 2275,- binnen zes jaar. Pieter Bijlaard is geboren te Zuidland en werkt in 1817 als molenaarsknecht op de molen van Nieuwenhoorn. Dit staat in de akte als hij een plaatsvervanger zoekt voor zijn militieverplichting. Zijn baas is Jan van Vliet, die weduwnaar is van Soetje Bijlaard, de zus van zijn vader. Om de molen te kunnen kopen sluit hij een hypotheek af voor een bedrag van fl 4000,- tegen 5% rente bij Teunis Bijl, een bouwman wonende te Zuidland. Opvallend detail in de akte is dat hij verklaard "dat hij niet is belast met eenige voogdij of curateele, en ook niet is, en nimmer is geweest verantwoordelijk wegens administratie van landspenningen" Hij trouwt een jaar later te Geervliet met Geertuij Braat. Helaas is het huwelijksgeluk niet van lange duur. Pieter sterft in 1826 oud acht en twintig jaren met achterlating van twee jonge kinderen. Het verdriet van de weduwe wordt nog vergroot als zes weken later haar jongste zoon sterft. In 1829 zal Geertruij hertrouwen met Isaak Bubberman. De reden van het huwelijk is overduidelijk aangezien drie maanden later hun zoon wordt geboren. Omdat ze weduwe is en Pieter een testament had gemaakt, moet er een inventarisatie van de boedel worden gemaakt om de rechten van haar enigste dochter te beschermen. Uit deze inventarisatie blijkt de hypotheek nog steeds bestaat, alhoewel Pieter het plan had deze af te lossen voor zijn dood aangezien het geld daarvoor aanwezig was in huis. Uit de beschrijving van de aanwezig spullen in het huis, kleding en de sieraden blijkt dat het gezin het goed had. Daarnaast blijkt dat hij aardig wat bouw en weiland gelegen in Abbenbroek bezat. Saillant detail is dat de taxateur van de boedel Willem Aandeweg is. Isaak Bubberman is geboren in Schiedam en zou in 1826 te Abbenbroek als molenaarsknecht hebben gewerkt. Wanneer hij naar Oudenhoorn is gekomen is onduidelijk.

Het echtpaar besluit in 1834 de molen te verkopen. De reden daarvoor is dat haar vader is overleden en ze terug wil naar Geervliet. Maar omdat haar dochter minderjarig is, moeten ze daarvoor toestemming vragen aan de rechtbank. Deze toestemming komt er maar om een eerlijke prijs te betalen moet er een veilingplaats vinden. Gevolg is dat zij dus zelf niet kunnen bepalen wie de koper is In dit hele proces worden ze bijgestaan door procureur Rouville die ook de burgemeester is van Oudenhoorn.

De molen en het huis worden verkocht voor fl 5800,- aan Aart Hennik, grondeigenaar te Hellevoetsluis. Isaak zelf zal in 1836 de wipkorenmolen van Abbenbroek kopen. Willem Aandeweg, inwoner van Oudenhoorn, is in 1829 getrouwd met Dirkje Verbaas. Hij is op dat moment schoenmakersbaas. Aart Hennik heeft de molen en huis op 14 maart op de veiling gekocht. De 17 maart verkoopt hij de boel aan Willem Aandeweg voor fl 5800,-. Hennik verleent voor fl 4000,- een hypotheek tegen een rente van 4% en daarnaast moet Willem een brandverzekering afsluiten op de molen en het huis. Op de windmolen rust nog steeds de jaarlijkse erfpacht van 12 guldens en daarnaast rust er op de rest een jaarlijkse erfpacht van twee kapoen ter waarde van anderhalve gulden en een van een hen ter waarde van vijftig cent, alle drie ten behoeve van het Rijks Domein.

De molen zal uiteindelijk afbranden in 1842 het geen is af te leiden uit een bericht in de Dordrechtse van 28 maart 1844. "In den vroegen van den 24 dezer, is de koornmolen te Zuidland, behoorende aan P. de Gilde, afgebrand. De oorzaak van den brand is onbekend, het pand is tegen brandschade verzekerd, zoo dat bij weder opbouw van dezen molen, het arrondissement van Brielle, binnen een tijdsverloop van twee jaren, de vierde nieuwe korenmolen uit zijne asch zal zien herrijzen, namelijk te Abbenbroek, Oudenhoorn, Spijkenisse

Informatie van Reinoud Vermaas, 18-08-2024

 

 

trivia

Het jaartal 1843 komt uit het boekje: De molens van Voorne, Putten en Rozenburg. Het is heel goed mogelijk dat 1843 een drukfout is en 1813 moet zijn. Het boekje: De molens van de Z.H. eilanden ioa. meldt echter ook: Verbrand in 1843 en vervangen door een stenen grondzeiler.
Het boekje: Molens in Z.H. ioa. deel 2: De latere molen was van 1843.

De functie van Jean de Rouville maakt het ook waarschijnlijk dat de molen is afgebrand.