bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De heerlijkheid Maurik, en daarmee ook het windrecht en de korenmolen, behoorde in de middeleeuwen aanvankelijk tot het bezit van de heren van Maurik en later tot dat van de heren en graven van Culemborg. In 1381 was er sprake van de molen. Henric Doys van Mauderic verklaarde in 1381 aan Gheryt, heer van Culemborg en van der Lek, "den halven wind te Mauderic gegeven te hebben".

Op 1 november 1494 huurde Dirck Gerritsen van Willem van Hattem, rentmeester van Jasper, heer van Culemborg etc. de wind- en rosmolen te Maurik.

In 1662 was er een geschil tussen pachter/molenaar Jeriphaes Dircks, "mollenaer tot Maurick" en de heer van Culemborg over de reparaties aan de molen. De meningsverschillen liepen zo hoog op dat molenaar Jeriphaes Dircks in juli 1643 de "Coorn Wint ende ros Moolen tot Maurick" moest verlaten.

In 1674 en 1683 werd Jelisz Hubertsz. de stiefvader van Jasper Tonissen (van Maurik) genoemd als molenaar. De pacht bedroeg in 1683 320 gulden per jaar.

Opvolger van Jasper was zijn broer Dirck Huberts die in 1693 overleed.

In 1832 was de molen met molenhuis, erf en tuin van molenaar Jan Reehorst.

Bron: Hist.Kring "Tussen Rijn en Lek, december 2006 40-4, blz 63.
Ing. G.B.H. Woudenberg, 5 maart 2007.