bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De Arnhemsche en Velpsche Broek liep van oudsher 's winters altijd onder water.

Op 26 aug. 1738 besloot het polderbestuur, de Dijkstal, tot de bouw van een molen om de polder droog te houden. Twee deskundigen uit Holland maakten bestekken en tekeningen voor een vijzelmolen en een schepradmolen, het werd de laatste. In 1739 werd de molen geplaatst "bij en aan de Velpsche Sluis", de kosten inclusief het "Mulders Huijsje" bedroegen 1772--17--12.

Als gevolg van dijkdoorbraken in de winter 1743-44, en slecht onderhouden weteringen lukte het niet de polder droog te houden. Verder beantwoordde de molen niet aan de verwachtingen en begon hij al snel gebreken te vertonen: in 1760 bleken aan "de Kamraden, ronsels, start en schoeijing, beneffens de brugh" reparaties nodig te zijn, en was "het schoffelradt seer slegt".

In 1766 gaf het bestuur het op, molenaar Reynder Bos kreeg per 1 juli ontslag. De molenmeester van Leeuwen schatte de reparatie op 800 gld., de Gorinchemse deskundige Hijmen van Zijll schatte de totale kosten op 3000 gld., terwijl zij niet garandeerden dat de polder daarmee droog te houden zou zijn. Na een geflopte veiling werd de molen in het najaar voor 550 gld. verkocht aan Mannus Beekhuysen, en het huisje voor 80 gld. aan Hendrik Labotz.

In 1817 was er weer sprake van een molen, maar die kwam er niet. Pas in 1875 werd het stoomgemaal De Volharding geplaatst, in 1928 geƫlektrificeerd, waarvan twee herdenkingsplaten getuigen.

Bron: Historie van Velp en Rozendaal, H. Kerkkamp, herdruk 1966.
Verzameling H. van der Kaay