De molen werd voor 1680 gebouwd als loopsmids- of boormolen, hij staat op de kaart van Petrus Schenk uit dat jaar. Ook bekend onder de namen Binnenmolen en Rooseboom. Voordien stond hier een standerd-runmolen.

Op 12 april 1695 werd door burgemeester Hinlopen het gebruik van de molen vergund aan Cornelis van der Burgh, die een lopensmederij had aan de Amstel tussen Nieuwe Kerkstraat en Nieuwe Prinsengracht. Bouwers van omliggende panden mochten tot 1738 niet hoger bouwen dan de stellinghoogte van de molen, 30 voet.

Van 1704-1765 werd hij ingericht als moutmolen. De molen heette volgens de kaart van De Broen uit 1725 " 't Landt van Beloften".
Uit de stadsverhuurboeken blijkt, dat de erven van de weduwe Anthonij Rentinck de molen in 1734 in huur hadden.

De molen is ook in gebruik geweest voor het malen van graan en werd in oktober 1766 als tweede verfhoutmolen (de Binnen Tuchthuismolen) ter beschikking gesteld aan de regenten van het Rasphuis. Om de toenmalige huurder, de steenhouwer Asmus Frauwen, schadeloos te stellen voor de vermindering van zijn terrein kreeg hij grond toegewezen op de Ossenmarkt. Bij de molen werden loodsen, huisjes voor de knechts en een kamer voor de regenten gebouwd.

Na 1830 kwam de molen in particuliere handen, van de eigenaar Rooseboom.

De molen werd in 1876 afgebroken, op zijn plaats verrees theater Carré. Het afbraakmateriaal werd hergebruikt bij bouw molen de Zandbrinker te Achterveld bij Leusden (Tenbruggencatenummer 00696).

Bronnen:
- diverse.
- De restauratie van Amstel 127 en 129, art. door I.H. van Eeghen in maandblad Amstelodanum jrg. 72, 1985, blz. 66-69.