bouwjaar
verdwenen
verplaatst
verplaatst naar
voorganger
geschiedenis
Gerrit van Elburg bouwde deze nieuwe half-stenen stellingmolen nadat zijn standerdmolen op het zuidelijke bastion van Vredenburg was afgebrand, zie Het Cosgen/ De Gouden Bodem, Tenbruggencatenummer 07734.

In 1726 verkocht Van Elburgs' zoon Berend van Elburgh de molen aan Johannes de Geest en consorten, die hem gingen gebruiken om de grondstof voor hun branderij te malen. Zie de Branderijmolen, Tenbruggencatenummer 08184.

Uit de navolgende jaren zijn verscheidene eigenaars van 1/7 tot 21/210 delen van de molen bekend gebleven. Er waren strubbelingen met de molenaars van de overige korenmolens, toen Hendrik Bosch en consorten in 1749 op De Fortuin ook koren voor consumptie wilde gaan malen. Dit werd eerst strikt verboden, maar later onder voorwaarden toch toegestaan. Verder waren er problemen wegens brandgevaar van de in de kluizen onder de molen gevestigde metaalsmederij.

Na verloop van tijd werd Theodorus Gerardus Bosch grootaandeelhouder. In 1766 kochten de andere molenaars voor ƒ 18.000 het recht af, consumptiekoren te mogen malen op De Fortuin.

Nadat bij de branderij een eigen molen was gebouwd, werd in 1767 De Fortuin omgebouwd tot oliemolen. In 1800 kwam na enkele erfenissen de gehele molen in handen van Mr. Paulus Bosch. Zijn weduwe verkocht hem in 1835 voor ƒ 10.000 aan Jacobus van Stockum, koopman in brandhout.

In 1841 kocht Willem de Heus, die onder de molen een fabriek van draagbaar gas exploiteerde, de complete molen op. In 1842 liet hij de molen, die inmiddels De Eendracht heette, afbreken.

Hij werd opnieuw opgebouwd aan de Leidse Vaart.

Bron: Zes eeuwen molens in Utrecht, W.A.G. Perks. Met dank aan H. v.d. Kaay.