bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De voorganger van deze molen moet er al van voor 1600 gestaan hebben.

De molen moet gestaan hebben ergens in de huidige Molenstraat, aan de zijde van het Borgshof.
Volgens de Farmsumer kerkboeken was in 1730 lidmaat de hierwonende Gerardus, oppasser bij de molen met zijn vrouw Lijsbets. Dit was de sarries, controleur voor de belasting op het malen.
In 1731 woonde er Jan Cornelis de Mulder en in 1775 Geert Barents Mulder.

Op 14 augustus 1760 verleende Rengers van Farmsum aan Focke Sents en diens huisvrouw Hendrikjen Jans vergunning om de molen te verplaatsen op het land de Leemdobben genaamt, gelegen tusschen de Stadsweg en de gracht van het Kostverloren. Daar mochten zij hun roggemolen met molenaarshuis en 'cherchershutte' weer opbouwen. Het recht van vrij malen voor de Heer van Farmsum bleef ook hier bestaan.

Opregte Groninger courant, 31 januari 1764

FOCKE SENTS en zyn Huysvrouw preasenteren, met Consent van 't E. Gerigte van Farmsum by Strykgeld te Verkopen, haar Roggemolen aldaar staande, en zal geschieden op Woensdag den 8 February 1764 's agtermiddaags om 2 uur, in 't Regthuys te Farmsum, alwaar de Conditien te zien zyn.

Deze molen verdween in 1811,
Op 8 april 1811 werd de grond verkocht waarop de molen had gestaan.
De naaste zwetten waren: de zeedijk, de gracht van het Kostverloren en de stadsweg. De grond was van wijlen Gerrolts Rengers van Farmsum aan welk recht van vrij malen competeerde.
Op dezelfde plaats werd in dat jaar molen 'Aeolus' gebouwd, die is te beschouwen als de opvolger van de oude Heerlijkheidsmolen.