Nadat op deze positie eerder een molentje had gestaan dat al voor 1622 was verdwenen, kreeg op 6 maart 1638 Hendrik Schelling toestemming hier een oliemolen op te richten. Hij moest voor de grondhuur het destijds hoge bedrag van 30 gulden betalen, omdat het brandgevaar van een oliemolen groot is. Al in 1642 duldde men de molen desondanks niet langer binnen de wallen en moest Douwe Waetses hem verplaatsen naar de Vlietster Fenne.
Bron: Dick Bunskoeke, "Overzicht van de bedrijfsmolens van de Friese hoofdstad", De Molenaar, 22 december 1982.