Op 7 maart 1846 besloten de ingelanden van de Onnerpolder tot het oprichten van een poldermolen. R. de Sitter cs. kregen toestemming om 215 ha te gaan bemalen.
In 1855 werd de molen overbodig omdat toen de grote Onnerpolder tot waterschap werd gereglementeerd, met een oppervlak van 857 ha. De molen kreeg tussen 1857 en 1885 een ondergeschikte rol door de bouw van een nieuwe molen (De Biks, Tenbruggencatenummer 00657), maar werd in dat laatste jaar officieel voor de bemaling van 35 ha aangewezen: de Waterhuizer polder. Dat deel van de Onnerpolder was vrijgesteld van waterschapslasten, omdat het in zijn eigen bemaling voorzag.
De molen werd in 1895 herbouwd na blikseminslag.
Bron: "Molens tussen stad en d'olde lantschap" door D.M. Bunskoeke. Harener Historische reeks nr. 11984. Verzameling H. van der Kaay.