bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
Het is niet onmogelijk dat er reeds voor 1466 een watermolen tot de bezitting van 'Apell' heeft behoord, althans in dat jaar verklaarden 'de oldermans uyt Westerwolde unde Drenthe', ter gelegenheid van de verlening van het recht tot het hebben van een watermolen aan het nieuwe klooster: "Woe in verleden tyden eene waetermollen gelegen hebbe toe Apel by dat clooster nu van orden der hilligen cruyces in der tyt dat clooster voorschreven hoerde toe aen orden premonstreet unde den clooster Schildwolde' De verklaring van de oldermannen ondersteunt de veronderstelling, dat er reeds vroeger een uithof van het klooster te Schildwolde te Apel is geweest.

Het klooster heeft zijn nieuwe watermolen niet in de Aa (de Runde) gebouwd. Het heeft een omleiding gegraven, het Molendiep, waardoor de watermolen binnen het complex van het klooster kwam te liggen. Het graven van deze omleiding had ook een technische reden. De omleiding kon van de rivier worden afgesloten, waardoor de molen in den droge kon worden gebouwd en gerepareerd. Voorts lag de molen bij grote afvoeren van het riviertje in rustig water. De watermolen werd gevoed door het riviertje de Runde dat ontsprong in het toenmalige Zwarte Meer in de Noord- en Zuidbarger venen, het doorliep het Emmer- en Bargercompascuüm, en vormde in de Marke van Weerdinge de grens met Westerwolde, waar het de Ruiten Aa ging heten. De Runde kende een regiem als de andere Drenthse riviertjes: het verhang in deze riviertjes verloopt zeer gelijkmatig en de voor een watermolen zo gewenste natuurlijke bodemsprongen ontbreken ten ene male. Het ontbreken van een sterk reliëf in de bodem moest wel tot de keuze van een onderslagmolen leiden. De water(kracht)molens laten zich onderscheiden in bovenslag-, middenslag, en onderslagmolens. De bovenslagmolens vind men in gebieden met grotere reliëfverschillen, zoals Twente, de Achterhoek en de Veluwe. Daar is het mogelijk om hooggelegen spaarvijvers aan te leggen en het water door middel van goten boven het waterrad te brengen. Het is dan het gewicht van het water dat het waterrad in beweging brengt.

Bij de onderslagmolens, die in de rivierbedding of in een omleiding van de rivier werden gebouwd, slaat het water tegen de onderste schoepen tegen het waterrad. Een eerste vereiste voor een onderslagmolen is een relatief hoge snelheid van het water. De Drentsche riviertjes konden normaal gesproken niet aan deze voorwaarde voldoen. Men heeft zich dan ook van kunstmatige middelen moeten bedienen om de vereiste snelheid te bereiken. Deze werd verkregen door het water op te stuwen en het desgewenst door het optrekken van een schuif met hoge snelheid weg laten stromen.

In ter Apel stond in de rivier een schut dat het water opstuwde. Dit Schut stond beneden de afbuiging van het Molendiep, waarschijnlijk in of nabij de Ruiten Aa brug. Door het kunstmatig verhogen van de waterstand kwamen bovenstrooms van de watermolen grote gebieden onder water te staan. Deze geïnueerde landen fungeerden als boezem en waterreservoir voor het bedrijf van de watermolen. De onderwaterzetting behoefde de instemming van de eigenaren van de bovenstrooms gelegen groenlanden. Een gelukkige bijkomstigheid was, dat de buren in de wintermaanden voor de natuurlijke bemesting van hun landen belang hadden bij deze inundaties. Anderzijds hield dit ook in dat de watermolens gedurende de groei periode buiten bedrijf waren. Dit betekende dat op een bepaald tijdstip in het voorjaar de werkzaamheden met de molen moesten worden beeïndigd, om pas in de herfst weer te beginnen. In Ter Apel bestonden er geen tegengestelde belangen tussen eigenaar van de molen en de gebruikers van de groenlanden, aangezien het klooster zelf groenlanden langs de Runde in gebruik had. We mogen daarom aannemen dat ook deze watermolen in de zomermaanden buiten bedrijf was.

Het valt overigens te betwijfelen of er ook werkelijk twee watermolens gebouwd zijn. De beschikbare hoeveelheid water was maar beperkt, terwijl vooral het in de rivier staande deel van de molen kwetsbaar was. Het ligt voor de hand om te denken aan één waterrad in de rivier en in het molenhuis molenstenen voor het malen van koren en een inrichting voor het persen van olie

De watermolen te Ter Apel is lang in bedrijf geweest. In Drenthe heeft geen der watermolens het oorlogsgeweld van 1580 - 1600 overleefd. De watermolen van het klooster was waarschijnlijk wel beschadigd, maar blijkt later toch weer in gebruik te zijn. Het klooster van Ter Apel werd met zijn grondbezit na de reformatie door de stad Groningen in eigendom verworven. De stad exploiteerde hier een landbouwbedrijf waar de watermolen in paste. In 1637 werd het molengebouw hersteld en verhuurd. Toen dit bij de inval van de Munsterschen in 1665 schade opliep, werd slechts de korenmolen hersteld. Hoewel in een vervallen staat, was de watermolen in 1830 nog aanwezig.

bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak 1994, 12/08/05, jnjv

In 1466 stond Eggo to Westerwolde, hoofdeling van Westerwolde, Hinrich van den Berge prior van het convent Ter Apel toe "to leggen, to maken und to hebben buten of bynnen den cloester to eren wille, twe watermollen ene kovinmolle (korenmolen) und een olymolle in of buten den rivere de Aa geheiten up des cloesters vors. gronde" de Kloosterboeren konden de molens naar keuze plaatsen in of buiten de aanwezige rivier. Zij hebben er inderdaad het water van de Runde omgelegd door het graven het Molendiep of de Molen Aa. Tot de bezittingen van Apell moet reeds vroeger een molen hebben behoord. In een verklaring van "de oldermans uyt Westerwolde unde Drenthe van 1466 lezen we:

"Woe in verleden tyden eene watermollen gelegen hebbe toe Apel by dat clooster, nu van orden der Hiligen Cruyces, in der tyt dat clooster voorschreven hoorde toe aen orden premonstreet unde den clooster Schildwolde"

Na de reformatie gingen de bezittingen van het klooster over aan de stad Groningen. De stad verhuurde beide molens nog in 1639 en 1642 voor 30 car. gulden per jaar en bepaalde "dat de huurder van de olymolen op sijn eygen kosten desen veerdich en gangbaer sal maecken. De beide molens zouden eerst omstreeks 1830 na jarenlang ongebruikt en verwaarloosd te zijn, zijn afgebroken

tekst ontleent aan G.A. Coert, stellingnieuws 11 (1985) jnjv
-X-

In 1466 gaf Egge Addinga Heer van Westerwolde aan de prior van Klooster Ter Apel toestemming voor het bouwen van een watermolen. Kort daarna schijnt de dubbele watermolen gebouwd te zijn. Eén rad om koren te malen, het andere om olie te slaan. Het molenhuis was in vakwerk opgetrokken en gedekt met riet of stro. Dit huis was 13,86 m bij 5,73 m groot en stond in de noordoostelijke hoek van het kloosterterrein. Het was een zogenaamde onderslagmolen, waarbij het water de onderkant van de wielen van de watermolen aandreef. Omdat het alleen met een flinke stroom water mogelijk was, werd er een dobbe (waterbassin) aangelegd in het bos op 200 meter ten Oosten van waar nu attractiepark Wonderwereld ligt. Dit bos draagt de naam Wijert (= vijver). De Molen A werd op de Ruiten A doorverbonden. De A was verdeeld in vakken met stuwen (stauw's) die men los zette als er gemalen moest worden.

In 1637 werd de molen voor zes en een half jaar verhuurd . De huurprijs: 30 gulden per jaar. In 1665 viel de Bisschop van Münster ons gebied binnen. En daarbij liepen zowel de gebouwen van het klooster, als ook de watermolen veel schade op. Later werd alleen de korenmolen, dus alleen maar één rad, gerestaureerd. Tijdens de grenspassage van de Bisschop van Munster in 1673/74 werd de zaak weer beschadigd. In de loop van de tijd werd de toestand van de watermolen alleen maar slechter.

In 1832 kocht Fredrik Maarsing voor 750 gulden de standerdmolen van Bourtange van Johannes van Hateren en plaatste hem op de Melme (Stuifzand) in ter Haar, waar hij nu nog staat. Vanaf die tijd werd het koren daar gemalen.

De wielen van de watermolen werden afgebroken en van het molenhuis werd een dubbel woonhuis gemaakt. De laatste bewoners waren de families Pijpker en Timmans, die in het begin van vorig eeuw vertrokken zijn. In 1928 werd het molenhuis afgebroken.

Op de plek waar de watermolen gestaan heeft, steekt nog steeds een Bentheimer steen uit de westelijke wal van de Aa, daar waar een waterrad gedraaid heeft.

tekst ontleent aan website klooster van Ter Apel, Domus Novae Lucis, jnjv


nog waarneembaar
Een Bentheimer steen in de westelijke wal van de Aa, daar waar een waterrad gedraaid heeft.