- bouwjaar
- verdwenen
- geschiedenis
-
Het restant van de molen van Dollaertis gelegen op de rechter oever van de Jeker, tegenover de nog in werking zijnde molen van Lombok (database nr. 438) op het grondgebied van de voormalige gemeente St. Pieter. Het molengebouw is opgetrokken uit mergel- en natuursteen en omvatte vroeger twee molens elk met een eigen waterrad; het voorste deel was ingericht als graanmolen, het achterste deel als oliemolen. Het molenrad van de graanmolen had een middellijn van 6,00 m bij en breedte van 0,86 m, het rad van de oliemolen was 5,94 m bij 0,81 m. Deze opmetingen werden in 1855 verricht.
De naam van de molen is verbonden aan Berkel Dollaerts, die in 1619 eigenaar van de molen werd. De molen verwisselde vaak van eigenaar. In de Franse Tijd waren dit de Gebr. Coenegracht. Hun erven verkochten in 1852 de molen met huis, tuin en bouwland aan Petrus Stevens, koopman/aannemer te Maastricht. Deze was ook al eigenaar van de achterste molen op de linker oever, welke hij in 1847 ombouwde tot een geweerfabriek.
Door nalatenschap werden eerst zijn echtgenote en vervolgens zijn vier zoons de nieuwe eigenaren. Deze verkochten hun eigendommen in 1883 aan molenaar Tossanus Nijsten te St. Pieter, die vervolgens in 1893 doorverkocht aan Hubert Wielaers uit Oud-Vroenhoven. Een jaar later werd Petrus Regout, fabrikant te Maastricht de nieuwe eigenaar.
Deze had in 1888 ook al de eerder genoemde geweerfabriek aan de overzijde aangekocht. In 1894 liet Regout de molen buiten gebruik stellen en werd het molengebouw tot woning omgebouwd.
In 1891 werd een peilschaal bij de 4 molens op de beide oevers van de Jeker geplaatst.
Bij deze gelegenheid werden de waterraderen, die sinds hun opmeting in 1855 vernieuwd waren, opnieuw opgemeten, waarbij nauwelijks verschillen werden geconstateerd.
Deze waterraderen waren z.g. kropraderen, voorzien van een houten of gemetselde krop dienend als watergeleider.
Het voorste rad van de Dollaertmolen was vermoedelijk een middenslagrad, het achterste rad een onderslagrad.
De molens op de beide oevers werden van water voorzien middels een verdeelwerk met twee maalsluizen en twee stuwsluizen waartussen twee lossluizen.
De stuwsluizen lieten het water voor de achterste molens door.
Na het verwijderen van drie van de vier waterraderen (alleen het rad van de molen van Lombok bleef over) werden de stuwsluizen en maalsluis nog alleen gebruikt als lossluis.
P. Vossen.
-----
In 1421 wordt de molen de Strouvermolen genoemd.
In 1472 komt de naam Peters(molen) voor het eerst voor.
Kadaster A (1) 92 uit 1832 omvat beide raderen van de molen, een graan- en een oliemolen (de stroomafwaartse molen).
Bron: "Maastricht, onbekende molenstad", Bert Lejeune, ca. 1994. - nog waarneembaar