bouwjaar
herbouwd
1921 / 1981
bestemming

Het malen van graan, thans op vrijwillige basis

molenmaker
G. Beckers, Bredevoort (begin) / H. Groot Wesseldijk, Laren (voltooiing), 1981
omwentelingen
geschiedenis

De historie van Wissink’s Möl is nauw verbonden met het eeuwenoude erve Wissink, dat na ruim vier eeuwen horigheid in 1770 door Thijs en Marten Wissink van het Stift Vreden gekocht kon worden. De zoon van Thijs Wissink, Jan Hendrik, nam in 1802 het initiatief tot het bouwen een windmolen bij zijn erf.
In diezelfde tijd werd ook de huidige boerderij gebouwd. In de Hölting (de marktvergadering) rees echter verzet van omliggende boeren, die vreesden dat de draaiende wieken gevaar zouden kunnen opleveren voor hun vee. Uiteindelijk werd toch toestemming verleend, mits er op 63 voeten afstand rondom de molen een degelijk hekwerk geplaatst zou worden. 
Als de molen gebouwd is wordt boer Jan Hendrik Wissink tevens molenaar. Het gaat hem en zijn nazaten geruime tijd voor de wind: Usselo krijgt bovendien door de molen een nieuw hart, want het blijkt een belangrijk ontmoetingspunt. Op de molen wordt voornamelijk rogge gemalen voor de Wissinks zelf, maar ook voor andere boeren in de omgeving.  

Historici veronderstellen, gelet op de ouderdom van verschillende onderdelen alsook de bouwwijze, dat de molen deels ouder is dan 1802. Vermoedelijk zijn onder meer onderdelen gebruikt van een van rond 1700 stammende Westfaalse standerdmolen.

Al met al is de molen ruim een eeuw in het bezit geweest van de Wissinks, maar rond 1900 wordt het problematisch er geld mee te verdienen: in 1896 is er namelijk in Lonneker een machinale maalderij gebouwd, waar moeilijk tegen te concurreren valt. Gerrit Hendrik Wissink, vijfde generatie molenaar, besluit in 1921 de handdoek in de ring te gooien. Hij denkt het vele hout waaruit de molen opgebouwd is nog wel te kunnen gebruiken om een schuur mee te bouwen.

Dit komt de in Enschede wonende historicus J.J. van Deinse ter ore en die doet diverse pogingen om de molen te redden. Hij weet vervolgens zijn vriend Jan Bernard van Heek ervan te overtuigen dat de molen goed past in diens plannen om achter zijn Villa Zonnenbeek te Buurse een openluchtmuseum te creëren.  Voor ƒ 10.000,--  wordt de molen gekocht van Wissink. Daarna wordt de standerdmolen afgebroken en gerestaureerd en wel te Buurse opgebouwd. Helaas: door het overlijden van J.B. van Heek in 1923 komt aan alle schone plannen een einde.

Dat einde gold niet de molen: die stond daar inmiddels op een afgelegen plek en werd zo een makkelijk mikpunt van vandalisme. Hierdoor raakte de molen in de jaren '50 in zo'n slechte staat dat de eigenaar, inmiddels de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, serieus overwoog de molen te slopen. 
Zover kwam het niet: uit piëteit tegenover de heer Van Heek stelde de Edwina van Heekstichting zich garant voor de herstelkosten. In 1957 werd een grootscheepse restauratie uitgevoerd, die de toekomst van de molen veiligstelde.
In 1965 werd belangrijk herstel uitgevoerd: een nieuwe eiken bovenas. Draaivaardig was de molen daarna kennelijk ook, want er zijn foto's uit ca. 1969 waarbij de molen uitgerust is met (twee) zeilen. Aan te nemen is dat er toen een paar keer is gedraaid. 

Duidelijk bleef evenwel, dat de molen op het Buurserzand geen goede toekomst had. Eind 1972, nadat de hevige storm van 12/13 november aanzienlijke schade had aangericht, volgde afbraak en werden alle onderdelen opgeslagen. Vervolgens ging men nadenken over die toekomst.

Herplaatsing op de originele locatie te Usselo was nog altijd een mogelijkheid: die plek was nog helemaal intact en de molen kon er - bij wijze van spreken - zo worden neergezet. Dit werd in die tijd dan ook het uitgangspunt van de molen- en monumenteninstanties. Dit stuitte echter op verzet vanuit Haaksbergen: daar wilde men dat de molen op zijn plaats in het natuurgebied zou worden herbouwd. 
Uiteindelijk werd de patstelling doorbroken: in 1981 heeft men de molen in Usselo neergezet, 60 jaar nadat hij daar was afgebroken. Uiteraard was de molen geheel gerestaureerd en maalvaardig. Sindsdien draait en maalt de molen regelmatig. 
Na de overplaatsing heeft men de houten bovenas (uit 1965) nog enige jaren gehandhaafd, pas in 1986 kwam hiervoor een gietijzeren kop.

In juli 2011 werd de molen op bijzondere wijze behandeld tegen houtworm en boktor: de gehele kast werd door een gespecialiseerd bedrijf in een soort tent gepakt, waarna alles kon worden uitgegast.

In de zomer van 2020 is begonnen met het vervangen van twee oplangers van de borstroeden: er was bruinrot geconstateerd. Om die reden was de molen al eerder stilgezet. In november werden de grotendeels vernieuwde oplangers aangebracht en daarna kon de molen proefdraaien.
Terwijl de roeden werden hersteld maakten de molenaars van de gelegenheid gebruik om de bovenas en alle lageringen grondig na te kijken. 
In de zomer van 2021 legden de molenaars het kleine 'roggekoppel' open om dit schoon te maken en helemaal opnieuw af te stellen. Dit moeilijke werk slaagde (zónder steenkraan) en dit koppel is nu weer geheel in orde. 

Dit is één van de weinig standerdmolens in Nederland met drie, in plaats van twee zolders (de andere zijn de molens te Wanroy en Brielle).
Maar er is nog veel meer bijzonders aan deze molen: zo zijn de teerlingen niet gemetseld, maar bestaan uit grote blokken Bentheimer zandsteen. Verder is de constructie van de zijbinten nog erg oud: er zijn geen spoorstijlen toegepast maar er steekt aan beide zijden één moerstijl gedeeltelijk in de steenbalk, een constructie die ouder lijkt dan 1802 (afkomstig uit de Westfaalse standerdmolen?). 
Zeer opmerkelijk ook: de haak waarmee de vangbalk in gelichte toestand geborgd wordt is van zwaar hout gemaakt, bevindt zich ín de vangbalk en steekt omhoog. Dit alles bediend door een zeer licht uitgevoerde binnenvangstok.