bouwjaar
herbouwd
verdwenen
verbrand
geschiedenis
Op 31 juli 1839 verbrandde de zeem-, vol- en trasmolen.

Delftsche Courant, 22 juni 1849 wordt vermeld dat Ambrosius de Wit zijn pelmolen De Hoop tevens als graanmolen had ingericht. Het zal hier dus een opvolger betreffen.

Bij een brand op 26 augustus 1862 werd er voor ƒ 12.408 schade aangericht, de eigenaar was toen Martinus Janszen.
Omstreeks 1870 was C. Comet de molenaar.
Bron onder meer: Verdwenen molen in Zuid-Holland.

Nieuwe Rotterdamsche courant, 28 augustus 1862
Gisteren avond omstreeks elf ure brak alhier een hevige brand uit in den molen de Hoop, op het Zuideinde, toebehoorende aan den heer J. M. Janszen, brander te Vrijenban; door een stevigen oostenwind aangewakkerd , was aan het behoud van den molen, met, de daaronder staande bergplaats van granen en meel weldra niet meer te denken en moest de brandweer zich dan ook hoofdzakelijk bepalen tot het beveiligen van den nabij staande stal en hooischuur van den bouwman M. Post, die groot, gevaar liepen mede te worden aangetast Met behulp van zes brandspuiten was men ten 2 ure den brand geheel meester; van den molen is niets dan een gedeelte van den steenen voet slaande gebleven. Eene hoeveelheid van ongeveer 25 last rogge en mout, zoowel van den eigenaar van den molen als van verschillende branders in den omtrek , is mede bijna geheel eene prooi der vlammen geworden of grootendeels bedorven. De molen, benevens ongeveer 2/3 van het, graan, was tegen brandschade verzekerd. De brand, die het eerst aan den kap is uitgebroken , moet ontstaan zijn door het wrijven der as, die door het langdurige malen schijnt heet geworden te zijn.

Leidsch Dagblad, 29 augustus 1862; p. 1/4:
Dinsdag avond te 11 uur is te Delft brand ontstaan in den groote korenmolen, staande aan het Zuideinde. Binnen weinige uren was de molen met de aanzienlijke voorraad granen een prooi der vlammen, die door den sterken oostenwind werden aangewakkerd. Bijna alles was verzekerd bij de Tielsche brandwaarborg-maatschappij.