- bouwjaar
- herbouwd
- 1973
- bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf
- molenmaker
- Fa. Beijk, Afferden (L.) (1973)
- afkomstig van
- omwentelingen
- geschiedenis
-
In het verpondingkohier van 1650 wordt melding gemaakt van een molen toebehorende aan de abdis van Nieuwklooster (of Gravendaal ) bij Goch. De molen kwam in de loop van de 17de eeuw in handen van de molenaar Wilhelm Hendrixen, die hem in 1692 verkocht aan Arnold van der Moelen, heer van Overasselt. In het begin van de 18de eeuw kwam de molen, met andere goederen onder Over- en Neerasselt aan het geslacht Ten Hoven.
De molen is in 1740, bij een dijkdoorbraak van de Maasdijk, door het water verwoest. De toenmalige eigenaar David ten Hoven, o.m. heer van Sleeburg onder Overasselt, liet in 1741 meer landinwaarts een nieuwe molen bouwen. Zijn dochter Wendela Elenora, douairiére Jan Carel Godin, graaf des heiligen Roomsen Rijks, heer van Boelestein, erfde in 1787 de molen en verschillende andere goederen onder Neerasselt.
Op 10 januari 1803 werd de molen in eeuwigdurende erfpacht uitgegeven aan de toenmalige molenaar Hendrik Heynen. Deze wordt reeds in 1794 als molenaar genoemd. Na 1814, het sterfjaar van de eigenaresse, kwam de molen in eigendom aan de familie Heynen. Leden hiervan hebben hem tot 1894 bezeten, toen A. Dijkmans eigenaar werd. Van 1924 tot 1965 was de molen in handen van L.F. van Haren en van 1965 tot 1968 de firma A. en J. van Haren.
In 1972/73 heeft de fa. Beijk de molen zo'n 160 meter in westelijke richting verplaatst en voerde meteen een forse restauratie uit. Dat laatste was ook hard nodig want de molen hing sterk voorover en verkeerde algeheel in slechte staat.
Die scheefstand was kennelijk al in de jaren '60 een probleem: op diverse foto's is te zien hoe een groot contragewicht, via katrollen, aan de staartbalk (gemaakt van een oude Fransen- of Verhaegheroede!) hangt.
Na de verplaatsing is de molen nogal van uiterlijk veranderd, met name wat betreft de kleurstelling: die werd, op de zijwanden, rood met een witte bies. De borst, lang in visgraatverband, werd gedekt met schaliën, evenals de kap (die al tijden met dakleer bekleed was geweest).
Vóór 1973 was de kast grijs geschilderd met witte biezen, waarvan de bovenste rand met geblokte uitstulpingen. Ook waren de muren van de onderbouw voor de overplaatsing gewit. Het galerijhek was van ijzer. Opvallend voor een standerdmolen: de binnenroede had fokken. Deze waren in 1952 aangebracht maar keerden in 1973 niet terug.
Een stijlbreuk zoals gerealiseerd in 1973 was, zeker bij standerdmolens, niet ongebruikelijk in die tijd: molens moesten vooral 'mooi' zijn en mochten blijkbaar niet teveel lijken op een werkpaard. Het leverde hier een molen op die mooier tevoorschijn kwam dan hij vermoedelijk ooit was geweest.
In 2006 werd groot onderhoud uitgevoerd door de fa. Coppes: het beschot aan beide zijkanten en de gehele achterkant van de molenkast deels vernieuwd en geschilderd. Er zijn twee nieuwe deuren gemaakt, de galerijplanken zijn vernieuwd, trap geteerd en behandeld tegen houtworm. De molen stond er weer fraai bij. Helaas was het om financiële redenen niet mogelijk, de molen meteen maalvaardig te maken.
Als bijzonderheid mag nog worden vermeld, dat deze molen is gebruikt als voorbeeld voor de nieuw te bouwen molen nr. III te Heusden (NB).