Het bouwjaar van de enige meelmolen die Westzaan rijk was is nimmer gevonden. Hoogst waarschijnlijk heeft een acte omtrent een landverkoop uit 1594 betrekking op de molen. In januari van dat jaar vond de volgende transactie plaats, “een stuk in het Papenweer midden tusschen die middelingenwech ende die weghsloot, belend aan de noordzijde Willem Cornelisz. Molenaar en aan de zuidzijde Lysbet Pieter Bruys weduwe.” Dit stuk land lag vlak bij het erf waar de molen stond, Gerrit Jan Honig vermoedt dat Willem Cornelisz. Molenaar, de molenaar van De Goudsbloem was. Dit blijft echter gissen.
Op 3 maart 1600 vond er nog zo’n transactie plaats, toen verkochten de kerkmeesters van Uitgeest het volgende, “die helftsveen groot +/- een half mad, gelegen in de Middel, achter die moelen uyt over den ende weghsloot, belendt aen de zuidsijde Neel Jancke Mols en aen de noordsijde Jan Symonsz. uyt de Lay.” Kopers waren Brechjen Pietersdochter en Neeltgen Henricxdochter. Ook hier wordt niet voor 100% duidelijk of het hier de Westzaner meelmolen betrof.
Het eerste echte bewijs van het bestaan van De Goudsbloem dateert van 18 februari 1617. Op die dag kocht Willem Bartelsz. in de Middel het volgende, “een hooihuis en erf in de Middel belend aan het noord Luyt Jansz. Molenaar en aan het zuid Jan Luyten Molenaer.” Bartelsz. betaalde voor het hooihuis ƒ 390. Luyt Jansz. Molenaar was de eigenaar van de Westzaner meelmolen, op 12 juli 1621 verkocht zijn zoon Cornelis Luytsz. de molen aan Jan Symonsz. Molenaar.
Jan Symonsz. Molenaar werkte niet lang met De Goudsbloem, al op 12 september 1623 verkocht hij de molen aan Garbrant Gerritsz.. Deze verkocht de molen op zijn beurt op 20 september 1628 weer terug aan Cornelis Luytsz. De familie Luyt bleef vrij lang met de molen werken. Op 23 september 1667 werd als molenaar van De Goudsbloem, Claes Cornelisz. Luyt genoemd, dit was ongetwijfeld de zoon van Cornelis Luytsz.
In het jaar 1670 verdween de molen door nog onbekende redenen. Mogelijk raakte hij zwaar beschadigd tijdens een storm of verbrandde hij. Omstreeks de kerst van het eerdergenoemde jaar maalde de opvolger van de verdwenen molen.
Bronnen:
- “Duizend Zaanse Molens”, P. Boorsma 1968 blz. 217.
- “250 Zaanse molens”, R. Couwenhoven 2001 blz. 120.
- “Zaanlandsch jaarboek”, G.J. Honig en S. Lootsma 1934 blz. 145-148.
F. Rol, Zaandijk.