Over de bouw van deze molen alsmede zijn voorganger schreef ik in het verleden enkele artikelen. In Hoogerheide werd pas laat een molen gesticht. Door oorlogshandelingen in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) lag deze streek er in het uitsterste zuidwesten van West-Brabant ontredderd en verlaten bij. Gedurende de troebelen aan het einde van de 16er eeuw waren de molens van Woensdrecht en Ossendrecht afgebrand.
In 1617 kreeg Ossendrecht weer een nieuwe molen, in Woensdrecht werd pas in 1819 een molen gesticht. Kort na 1600 richtte de heer van Hoogerheide een molen op. Mogelijk geschiedde dit in 1612 toen hij hiervoor ter verantwoording werd geroepen.Over het feit of al dan niet in Hoogerheide een molen opgericht mocht worden, ontstond een discussie met de markies van Bergen op Zoom, van wie de heer het molenrecht hield. Onder de pachter Adriaan (van) Egmont brandde de molen af.
De heer van Hoogerheide kocht een “nieuwe” molen en wel een standerdmolen op Zuid-Beveland, de zogenaamde “Zuidmolen” van Heinkenszand. Deze molen werd vervolgens afgebroken en over een afstand van hemelsbreed 45 kilometer naar Hoogerheide vervoerd en aldaar op de berg van de afgebrande molen herbouwd. Het was voor Westbrabantse begrippen een vreemde molen. De verplaatste molen week in Hoogerheude af van de gangbare molens in West-Brabant. Deze molens waren groter van vlucht alsmede ruimer gebouwd.In een verklaring over deze molen uit 1750 getuigde molenmaker Van Ounis dat de molen in zijn hele bouw kleiner was, de molen een kleiner gevlucht had en slechts één koppel stenen had.