bouwjaar
circa
verdwenen
geschiedenis
In het tweede kwart van de 17de eeuw waren er in Utrecht verscheidene vingerhoedmakers werkzaam. Een van hen, Johan Claess. Schot, bracht omstreeks 1645 zijn bedrijf over naar De Bilt. Daartoe liet Schot ter hoogte van een sluisje in de Biltse Grift een watermolen bouwen. Het rad werd aangedreven door het water van de Grift, dat bij het sluisje een verval had van ca. anderhalve meter. Dit waterrad bracht op zijn beurt de slijpstenen in beweging die dienden voor het polijsten van de vingerhoeden. Het bedrijf werd in de volksmond dan ook aangeduid als de Vingerhoedmolen.

Omstreeks 1680 werkten er behalve Johan Schot ook zijn zoon Hendrik en zijn schoonzoon Barend van Beekum, alsmede Claes Samuels Schot, mogelijk de vader van Johan. De zaken gingen blijkbaar goed, want in de daaropvolgende twee decennia werden verscheidene stukken grond rond de molen aangekocht. Johan Schot maakte dit alles niet meer mee, want hij overleed in 1688. In 1709 werd de molen verkocht aan een neef, Johannes Schot. Na de dood van Johannes in 1729 werd het bedrijf voortgezet door zijn weduwe, tot ook zij in 1745 overleed. Bij testamentaire beschikking kregen drie nichten, kinderen van haar zuster, het bedrijf toebedeeld, dat zij in 1756 verkochten aan Cornelis Cazius, ook een lid van de familie Schot (zijn moeder was een halfzuster van Johannes). De tot het bedrijf behorende goederen werden toen omschreven als zeker getimmerten, waerinne de vingerhoedmakerije werd geëxerceerd, met de molens, verdere huysinge en thuynen, bergschuur en verder getimmerte. In dat jaar kocht Cazius nog drie paarden en al het hoy ende strooy.

Uit de gegevens blijkt dat de molen bij onvoldoende watertoevoer door paardenkracht werd aangedreven en dus niet hoefde stil te staan. Toen het bedrijf nog floreerde, werd Cazius in 1782 opgevolgd door zijn schoonzoon Lodewijk van Putten, maar de opkomende buitenlandse concurrentie vormde reeds een ernstige bedreiging. De omzetten liepen tegen het einde van de 18e eeuw sterk terug, zodat rond 1800 de Vingerhoedmolen kwam stil te liggen. De installatie werd gesloopt in 1808, het molenrad weggenomen en de molen ingericht als woonhuis. In 1829 bleek de naam van het pand te zijn veranderd in `Sluishoef´.

Bronnen:
- J.W.H. Meijer, `Biltse molens´, in: De Biltse Grift, 2(1993), p. 2-11.
- P.H. Damsté, Uit het verleden van De Bilt, 1960.
Informatie van Hans Lägers.