bouwjaar
verdwenen
verplaatst
verplaatst naar
geschiedenis
In 1822 bouwde Teunis Krabben [niet Krabbenborg] samen met zijn broer Derk Tilder de windkorenmolen, en 19 jaar later bleek er behoefte te bestaan aan een oliemolen, mogelijk vanwege de hoeveelheid raapzaad dat in de omgeving werd verbouwd. Een goede locatie vond hij tegenover zijn boerderij aan de andere zijde van de weg op een groot stuk heide met een oppervlakte van 30 vierkante roede en 10 vierkante el (3010 m2), Tillers brink geheten bij het huis Groottillers. In 1846 wordt er in het kadaster vermeld: een oliemolen en erf.

In 1869 waren Harmen Harbers (1791) en zijn vrouw Johanna Krabbenborg (1799), dochter van Teunis Krabbenborg die landbouwer te Zieuwent was, de nieuwe eigenaren. De zoon van Harmen Harbers, Jan Harbers (1824-1880) zette het gemengde bedrijf en de oliemolen van zijn vader voort. Jan Harbers trouwde met Janna Rouwkost (1822-1886) en hun dochter Johanna (1862-1910) raakte ongehuwd zwanger. Toen haar zoon twee jaar oud was trouwde Johanna met de buurjongen Hendrikus Klein Goldenwijk (1856-1915).

Hendrikus Klein Goldewijk overleed in 1915 en zijn stiefzoon die lokaal bekendstond als 'Tillas Antony' kreeg de leiding over de oliemolen. Hij trouwde in 1917 met Theodora Beredina Hulzink (1889). Zij kregen geen kinderen. Deze laatste oliemolenaar die dus geen opvolger had, bood in 1930 de oliemolen het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem te koop aan via de burgemeester van Lichtevoorde.

Bronnen:
- Molenwereld nr. 2, 2005 (blz. 55/56).
- Fietsen in de Achterhoek.

Het vaderland, 09-04-1915
Te Lichtenvoorde is de molenaar H. K. inde buurtschap Zieuwent inden afkoelbak van zijn molen gevallen en dood daaruit opgenomen.