De watermolen bij de noordelijke oude stad wordt het eerst vermeld in 1381: 'Item Jan van Heker holt to enen borchleen .... die molenstede bij der olden stad to Goer ende enen garden opten Malberch ....'.
Ook uit 1389, 1350 en 1360 zijn vermeldingen bekend.
De laatste vermelding is van 22 november 1463, waarin Reynoldt van Coverden aan zijn zoons toewijst uit het erfdeel van hun moeder 'het huis toe Hekeren' met de water- olie- en windmolen.
De ligging is niet met zekerheid vast te stellen, maar zal in de buurt van de Grimberger- of Molenpooort zijn geweest, de noordelijke uitgang van de stad. In 1398 wordt namelijk vermeld 'enen camp offt stucke landes, belegen vur die Grymberger poerte nae die mole.'
De vermelding uit 1463 is de enige waarin de oliemolen apart wordt genoemd, mogelijk stond deze aan de uitstroming van de gracht van Huis Heeckeren, want daar draagt de Zeldammerbeek de naam Oliebeek.
Bron: Molens, Mulders, Meesters, H. Hagens, 1978, blz. 418.