De molen behoorde tot aan de Reformatie tot de goederen van het nabijgelegen klooster Thabor. Uit 1516 dateert een vermelding als “Aberder moellen” (Abert=Thabor) en er hoorde een huis bij.
Deze molen werd bedoeld, toen de prior en procureur van dat klooster een rechtszaak voerden tegen Doede Feijkes. Die had in 1557 het huis, de molen en het bijbehorend land van het klooster in huur gehad. Hij had daarbij verschillende kosten gemaakt, o.a. voor touwen, zeilen en balken met betrekking tot de molen. Het gerecht oordeelde dat hij die vergoed moest krijgen, maar dat hij het gehuurde dan wel moest zonder kosten moest opleveren aan het klooster.
De korenmolen zal vrij dicht bij het klooster zelf hebben gestaan. Van een molenaar werd gezegd dat hij aan de Ee woonde en dat werd waarschijnlijk later de Franekervaart.
Bronnen:
- P.J. van Thabor, Historie van Vrieslant, Leeuwarden 1824, p. 199.
- Nedergerecht Wymbritseradeel inv.nr. 25 fol. 231-232, uitspraak 29 maart 1558.
Dick Bunskoeke, mei-juni 2020.