trivia

Nadat er onlangs nieuwe gegevens gevonden werden omtrent de datum van de bouw van de voorganger van de molen Nooit Gedacht, heeft Nico Jurgens hierop het volgende gereageerd:

In een akte uit 1721 in het Archief van het Ambacht Spijkenisse en Braband wordt de molen genoemd als ‘stenen molen’. Op de kadastrale minuut van omstreeks 1832 wordt de molen aangeduid met twee concentrische cirkels. De buitenste geeft de perceelsgrens aan.
Bij het optillen van de molen bleek dat direct onder het metselwerk penanten van een standerdmolen zaten. Die penanten zijn niet onderzocht.
Als er omstreeks 1844 een achtkante grondzeiler gebouwd is (zoals vermeld in molendatabase nr. 17702), dan zal die niet goed gefundeerd zijn geweest, want van toegevoegde penanten is niets gevonden.

Volgens De molens van Zuid-Holland werd de molen in 1840 gebouwd door L. van Roon, die er ook de eerste molenaar van was. De bron van dit gegeven werd nog niet achterhaald. Van Roon was huurder, pas in 1870 zou hij de windmolen kopen.

Van molenaar Leendert Vermaas is het 'Rekenschrift' behouden, dat een beperkte familiekroniek bevat, die hoofdzakelijk gebeurtenissen noemt uit de periode 1830-1867, met enkele familiegegevens teruggaand tot 1769 en een laatste gebeurtenis in 1882. Blijkens het Rekenschrift van Leendert Vermaas zou de windmolen in 1844 gebouwd zijn.

Volgens het boekje over de molen van Hellevoetsluis zou Hugo Vermaas pas voor het eerst in 1844 met de molen gemalen hebben. De bron van dit gegeven is onbekend.

De Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel die de situatie van 1832 weergeeft, noemt Hugo Vermaas [1798-1872], Koornmolenaar te Hellevoetsluis, als eigenaar van de korenmolen van Spijkenisse (Sectie E nummer 100; Koornmolen en Erf; perceelsgrootte 307 m2; belastbaar inkomen ongebouwde eigendommen ƒ 113,-).
De Kadastrale Legger artikel 166 vermeldt achter nummer 2: "Koornmolen en Erf; Herbouw na brand R 189" en verwijzing naar nummer 5, met het nieuwe perceelnummer 547 waar boven de doorgehaalde regel staat: "vrijdom" en in de volgende kolom: "Exp(iratie van) vrijdom 75/6 1852", en twee regels lager "bel 1846-48". ‘Vrijdom’ betekent hier ‘geen belastingplicht’. Er behoefde dus vanaf een niet genoemd jaar (1839?) tot 1852 geen belasting betaald te worden omdat er ook geen of weinig inkomsten waren.

‘Verwijzing naar het n° der Suppletoire Aanwijzende Tafel, in geval van verandering: 432’. Volgt weer een verwijzing naar nummer 6 (perceelnr. 547): "Slooping 75/10 1861", dan weer een verwijzing naar nummer 9: nieuw perceelnummer 626: Erf en: P 31 Stichting 1863 75/3; een regel lager: 1861.

Uit het Rekenschrift van Leendert Vermaas: "Het laatste met den oude Molen gemalen op Zaterdag den 7 Julij 1860 die gebouwd in t Jaar 1844 en alsoo zestien Jaren oud was, begonnen af te breken op maandag den 9 Julij welke afbreeking geduurd heeft zoolang = met het graven der kelder mede begrepen, zoo dat op Zaterdag den 21 Julij den Eersten steen is kunnen gelegd worden welke is geschied door mijn zoon Abram. Vervolgens is men aan het bouwen gegaan op Maandag den 23 Julij 1860".

In Kadastrale Legger artikel 166 nummer 10 met het nieuwe perceelnummer 630 wordt genoemd: "P 31 1864 Herbouw 75/4" waarvan niet duidelijk is wat daarmee bedoeld is. Hierna wordt verwezen naar nummer 12 waar het perceel weer veranderd is en nummer 638 krijgt, en vervolgens naar artikel 575 (eveneens op naam van Hugo Vermaas) nummer 4 (nog steeds perceel 638): "molenerf" en: 1865 "Expiratie Vrijdom 75/35", en verwijzing naar nummer 5: "Windkoornmolen" en: 1866 "Afbranding 75/E" (het laatste karakter is niet duidelijk geschreven), en twee regels lager: "Bel 1865: . Verwijzing naar nummer 6 (nu perceel 659): "erf" en 1867 "herbouw 75/1".

Het metselwerk is inwendig (behalve de voormalige kelder) geheel, en uitwendig grotendeels gepleisterd waardoor geen waarnemingen aan het metselwerk mogelijk zijn. Er kon dus niet gezocht worden naar sporen van brand; gewoonlijk treedt door brand in een molen inwendig ernstige schade op aan de bakstenen.
Het type baksteen dat aan de buitenzijde en in de voormalige kelder waargenomen kon worden, werd in een lange periode toegepast (zeker al in de achttiende eeuw en nog heel lang in de negentiende eeuw) zodat een datering van het metselwerk niet mogelijk is.

Zoals bovenaan genoemd, werd de molen in 1721 omschreven als 'stenen molen' Volgens een krantenbericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 24 aug 1864, was de molen die in 1864 verbrandde (die in 1860 gebouwd was) 'geheel van hout, gedekt met planken'.
Zelfs als de molen in 1721 toch nog een standerdmolen was, dan lijkt het mij zeer onwaarschijnlijk dat in 1844 een standerdmolen door een zelfde type molen vervangen werd, zodat een vervanging als achtkante grondzeiler mogelijk is; maar dan bevreemdt het ontbreken van een aantal penanten. In deze streek werden bij mijn weten geen achtkante korenmolens gebouwd; wel zijn er wipkorenmolens geweest.

Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat in 1844 een ronde stenen grondzeiler was gebouwd waarvan de bakstenen in 1860 opnieuw gebruikt werden. Ik vermoed dat het metselwerk van de huidige molen van 1861 dateert. Maar dat is dus in strijd met het krantenbericht van 1864.
Nico Jurgens, mei 2018.