- bouwjaar
- verdwenen
-
afgebroken
- geschiedenis
-
In 1310 werd de molen, samen met de kleinere die 100 m dichter bij de stad stond, aan "Jan die men heet Rucenare" in exploitatie gegeven. Dit gebeurde op vrijwel dezelfde voorwaarden als 11 jaar later de watermolen (Tenbruggencatenummer 15029). De heer van Breda berekende voor de drie molens een rente van 79½ pond.
Vanaf 1563 werd de molen om nog niet achterhaalde reden ook wel Keysersmolen genoemd. Blijkens een tekening uit 1621 was de Keysersmolen een houten standerdmolen op een molenberg.
De molen bleef zover bekend altijd in de familie Ruisenaar. In de 16e eeuw verpachtte de heer van Breda de halve molen onder meer aan Aert Mercelis Ruisenaar (1556) en diens zonen Jan en Hendrik (1561-1594). Aert was een neef van de toenmalige eigenaar van de andere helft Jan de Ruisenaar. In 1590 werd de halve molen voor 1233 gulden verkocht aan de Spaans koning, en prompt werd de hele molen door Jan Aert Ruisenaar gepacht. Enkele weken later nam de heer van Breda zijn bezittingen weer terug en verpachtte voortaan de hele molen.
De laatste pachter was vermoedelijk Johan Verhoeven, die in 1622 op 48-jarige leeftijd reeds oud-kapitein van een kompagnie burgers te Breda was. In 1624 werd de molen vanwege de dreiging van de naderende Spaanse troepen, uit elkaar genomen en binnen de vesting gebracht, maar later niet meer herbouwd. De molenberg werd verbouwd tot een geïsoleerd liggende schans die door de stad werd verdedigd.
Bron: Molennummer Hage, Werkgroep Haagse Beemden, april 1976 no. 16. -
Molen 16669 Ruisenaars grote windmolen / Keysersmolen (Breda)J. Rips, 1620-1624, noorden onder, de molen buiten de murenMolen 16669 Ruisenaars grote windmolen / Keysersmolen (Breda)Claes Jansz Visscher, 1604-1629, detail