In 1820 werd een huis met een grutmolen en hofland voor ƒ 1600 verkocht aan de Heer Racobas [Jacobus?] de Noud te Rossum.
Op 21 november 1831 stelde de taxateur van het Kadaster dat er een ros-grutmolen stond op perceel A 321 a, dat is aan het Marktplein. De windmolen aldaar was afgebrand in 1827.
Uit een testament van Piet de Goeij en Elisabeth van Heck van 11 oktober 1831 blijkt dat zij eigenaars waren van "de grond, achterhuis, hof en aanhorigheden, benevens de grutmolen en alle gereedschappen bij dit bedrijf behorend en verder hetgeen in hetzelfde zich bevindt, staande en gelegen aan het marktveld.
Op 1 juni 1860 vond de deling van de nalatenschap plaats. Hun zoon Jan Pieter de Goeij, reeds molenaar te Lith, erfde toen: "Een huis met erf, op welke plaats een stoom en windmolen is geplaatst, staande en gelegen op het marktveld te Lith -- sectie A 321, en een grutmolen in sectie A 321 a, ook op het marktveld.
Bron: De Korenwind-, Rosmolens en Watermolens van de huidige gemeente Lith, Willem Peeters. Maaskroniek 66, jan. 2008. Heemkundekring "Maasdorpen in de gemeente Lith", jrg. 31.