De eerste vermelding van een windmolen in de omgeving van Delft is van 11 juli 1299: het klooster Koningsveld verpachtte een molen 'int Ghoetslant van Conincsvelt toter Made' voor tien pond per jaar. Eén van de pachtvoorwaarden was dat de molenaars gratis het meel zouden malen voor de kloosterlingen en voor het gasthuis dat het klooster in 1252 had gesticht. Waarschijnlijk heeft dit betrekking op de Gasthuismolen, want die maalde immers het graan voor het gasthuis en ontleende daaraan zijn naam.
Deze standerdmolen met open voet stond voor 1500 in de buurt van het Oude Gasthuis.
De molen stond in het zuidwestelijke deel van Delft. De Made lag ten westen van de huidige Oude Delft en was het hooi- en weiland van het kasteel Made.
In het archief van het Delftse Gasthuis komt een opmerking voor over de molen in 1343, als belending van een huis. Het betreffende gebied viel onder de abdis van Rijnsburg, dat was een langgerekte strook land bezuiden de Breestraat.
In een akte uit 1352 van de Leen- en Registerkamer van de graven van Holland wordt 'de Gasthuse molen' genoemd, deze maalde koren voor het Gasthuis.
De volgende gegevens over de molen zijn uit 1540, de molen stond toen al op de plaats van de latere wipstellingmolen.
Bron: Van stadswal naar tunneldak. De geschiedenis van molen de Roos in Delft, Aart Struijk, 2013. Erfgoed Delft e.o.