De uit Bolsward afkomstige metselaar en aannemer Jurjen Okkers van der Stok liet in 1774 een cement- en eekmolen net ten zuiden van de stad bouwen. De molen stond op stadsgrond, ten westen van de Bolswarder Vaart en ten noorden van de oude vaart naar de stad. De jaarlijkse grondpacht was 19 gulden.
Na het overlijden van Jurjen in 1784 erfden zijn beide zoons Harke en Okke de molen. Harke verkocht zijn helft aan Okke. Hij adverteerde als Coopman en molenaar in Sement en Schulpzand enz. Rekommandeert zig in ieders gunst, in het Slypen van Leggende en staande Plaaten, als mede Standyzers, belovende een prompte en civiele bediening (Leeuwarder Courant 16 september 1786).
In 1789 boodt Okke de cementmolen te koop aan (LC 15 augustus) omdat hij De Standvastigheid had gekocht (in de advertentie terzijde genoemd als de Steenen Eekmolen) en zijn bedrijf daarheen had verplaatst. De molen werd omschreven als een wipsteerd, heeft 45 Voet vlugt, met As en Bonkelrad, zeer geschikt tot een Watermoolen.
Koper werd voor 1400 gulden molenmaker Schelte Jacobs, die in 1780 buiten de Zuiderpoort aan de Zeedijk een huis en werkplaats had gekocht uit de boedel van wijlen molenmaker Tjebbe Claasen. Hem werd door Okke uit concurrentieoverwegingen verboden met de molen cement, schulpzand of eek te malen. Tjebbe wilde de molen in 1792 weer verkopen en melde als aanbeveling in de verkoopadvertentie zeer geschikt tot Maalen van Cichorey, Mostert als anderszins (LC 28 november) en als plaatsaanduiding staande op Stads Land aan de Bolswaardervaart buiten de Kerkpoort van Harlingen.
Bij de publieke verkoop kocht Okke de molen weer terug, voor slechts 720 goudgulden (= 1008 gulden). In 1793 bood Okke de molen opnieuw als watermolen aan en nog datzelfde jaar werd in het belastingkohier vermeld dat de molen weggebroken was. Het lot van de molen is onbekend maar wellicht heeft Okke hem daadwerkelijk onderhands als watermolen weten door te verkopen.
Bron:
molens, mensen, bedrijven - overzicht van vijf eeuwen Harlinger bedrijfsmolens op windkracht, drs. D.M. Bunskoeke, Beilen, 2016