Op 13 november 1724 werd voor de erfpachtsom van 8 pond een windbrief (het recht om een molen te mogen bouwen en exploiteren) voor een grutmolen te Loosdrecht verstrekt aan Maria Plaat, weduwe van Nicolaas van der Hoef, wonende te Loosdrecht.
Op 17 april 1732 werd voor de erfpachtsom van 8 pond een windbrief voor een achtkante snuiftabak en verfmolen te Loosdrecht, aan de Vecht, verstrekt aan Johannes van Meerwijk, burger van Amsterdam.
Op zijn kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland tekent Melchior Bolstra aan de oostzijde van de Vecht, in het gebied van Loosdrecht, twee windmolens, deze en dbnr. 17603. Zeer waarschijnlijk zijn het bovengenoemde twee molens. Verder is over de positie van de twee in de windbrieven genoemde molens niets bekend, dus het is niet te zeggen welke welke is.
Op de eerste kadastrale kaart van Loosdrecht, ca. 1832, komen de twee molens niet meer voor.