bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De molen staat waarschijnlijk al op de kaart die Pieter Cornelisz. Cort in 1607-1608 maakte van de Beemster (zie dbnr. 6616).

Jan Adriaansz. Leegwater schrijft het volgende over de molen in zijn Een kleyn chronykje uit 1649 (blz. 11):

'Die kleine vierkante watermolen die bezuiden De Rijp staat na de Valger toe omtrent half wegen 't Oudijk die heeft gestaan nabij de Rijp omtrent tegenover de dubbelde straat. Dat was de eerste watermolen die op het eiland was so ik wel van oude luiden in mijn jonkheit heb horen verhalen'.

De molen stond aan de oostzijde van het Zuideinde, halverwege de dorpsgrens en de Oudijk (nu de N244). De molen stond kennelijk eerder nog ergens anders, namelijk tegenover de dubbele straat en is hier voor 1607 naartoe verplaatst.

Op een ronde tekening die Leegwater zelf maakte van De Rijp in 1650 (wikimedia commons, De Rijp) heeft hij de molen ook ingetekend.

De molen komt ook voor op de kaart die Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1644-1646 van de Beemster maakte. Het is daar de tweede molen aan de oostzijde van het Zuideinde gezien vanaf De Rijp, de eerste is de hennepklopper De Reiger dbnr. 7197.

Waarschijnlijk betreft het een weidemolen, geen poldermolen. Daarbij is het dan waarschijnlijk wel een vrij forse weidemolen, aangezien Leegwater het de moeite waard vond om er aandacht aan te besteden en de wipmolen op veel kaarten terugkomt. Tegelijkertijd is te zien op onderstaande kaart dat bij de molen een watergang begint die uiteindelijk (rechts buiten beeld) eindigde in de haven bij de kerk (t.p.v. het huidige Jan Boonplein). De watergang is ook nu nog aanwezig achter de huizen van het Zuideinde. De weidemolen had mogelijk toch een significant aandeel in de bemaling van de Oostervennen.